Is ‘De Da Vinci Code’ plagiaat?

De Da Vinci Code van Dan Brown was een enorme bestseller in 2003. Wereldwijd zijn er meer dan 80 miljoen exemplaren verkocht, het boek is verfilmd… En de auteur is diverse malen beschuldigd van plagiaat (lees: het stelen van andermans werk/ideeën). Hoe terecht is die beschuldiging?

NB: ik heb dit allemaal niet zelf onderzocht, ik maak gebruik van een boek wat ik tijdens mijn studie ook heb gebruikt: WordCrime van John Olsson. Dit is een heel leesbaar boek (wel in het Engels) waarin verschillende zaken waarin forensische linguïstiek een rol heeft gespeeld worden besproken. Aanrader voor wie er meer over wil weten!

Deze blogpost bevat spoilers met betrekking tot The Da Vinci Code van Dan Brown en The Da Vinci Legacy, The Linz Testament en Daughter of God van Lew Perdue.

De beschuldiging

Omdat ik niet de informatie heb van alle zaken, kies ik ervoor om de zaak te bespreken die John Olsson in zijn boek WordCrime behandeld. Hij is destijds door benaderd door Lew Perdue. Perdue had ruim voor de publicatie van De Da Vinci Code al een paar boeken geschreven die om dezelfde thema’s draaien: The Da Vinci Legacy (1983), The Linz Testament (1985) en Daughter of God (2000). Perdue beschuldigde Brown van plagiaat, en vroeg Olsson om de boeken te onderzoeken en zo tot een rapport te komen dat hij mee kon nemen naar de rechtbank. De Da Vinci Code was immers een enorm succes, en als Brown te veel inspiratie had ‘geleend’ van de boeken van Perdue, dan had Perdue recht op (een deel van) het geld dat voortkwam uit de Da Vinci Code-hype.

Voor de duidelijkheid: deze rechtszaken speelden zich af in Amerika, waar het rechtssysteem iets anders werkt dan dat van Nederland. Het is daar heel gebruikelijk om experts op allerlei gebieden te vragen om een rapport op te stellen en/of te getuigen in de rechtbank. In Nederland is de inzet van deze zogenaamde ‘getuige-experts’ zeldzaam.

In zowel De Da Vinci Code als in de boeken van Perdue is het centrale thema hetzelfde: er bestaat een aantal geheime documenten, en die documenten zijn een bedreiging voor (het voortbestaan van) de Rooms-Katholieke kerk. In beide boeken is de centrale vraag: brengen we deze documenten naar buiten of niet? En in beide boeken zijn er zowel voorstanders als tegenstanders van het al dan niet naar buiten brengen van de documenten, omdat het geheim houden van de documenten de positie van de kerk intact zal houden, en het openbaren van de documenten de positie van de kerk zal verzwakken. Verder is er in beide boeken sprake van moord, corruptie, romantiek, mythes en ‘hoge kunst’ (over die laatste term kunnen we discussiëren, maar dat is een compleet andere blogpost).

Moord en corruptie zijn natuurlijk onderwerpen die je in een thriller mag verwachten, net als dat er mensen zijn die bepaalde zaken liever verborgen houden. Daarnaast zit er natuurlijk in vrij veel boeken wel wat romantiek. Voor een beschuldiging van plagiaat is er meer nodig. Hoeveel overeenkomsten zijn er tussen de boeken? Hoe uniek zijn ze? Een mannelijke hoofdpersoon is niet heel uniek, maar een rechercheur die in Amsterdam werkt, een hoedje draagt en graag cognac drinkt in een klein cafeetje bij de Wallen, dat zijn wel heel veel overeenkomsten met de beroemdste rechercheur van Amsterdam 😉 Daarnaast vallen ook de belangrijkste verhaallijnen en de volgorde van de gebeurtenissen in het verhaal onder plagiaat.

Het onderzoek

Olsson heeft de boeken van Perdue naast The Da Vinci Code gelegd, en gezocht naar overeenkomsten en verschillen in het plot van het verhaal, en als ze overeen kwamen, heeft hij ook gekeken waar in het boek deze gebeurtenis stond. Daarnaast heeft hij onderzoek gedaan naar de hoofdpersonen in de boeken en de concepten/ideeën waar de auteurs gebruik van maken. Dit is allemaal niet per se forensische linguïstiek, dat komt pas daarna. Maar om ervoor te zorgen dat ook jij antwoord kunt geven op de vraag: ‘is De Da Vinci Code plagiaat’, neem ik je toch even mee in de resultaten van het onderzoek.

De zeven wendingen in het verhaal

Olsson gaat eerst in op de zeven plotwendingen in de boeken. Hij zet in zijn onderzoek The Da Vinci Code tegenover de twee boeken van Perdue samen, en kijkt hoeveel overeenkomsten de boeken hebben. Als eerste dus de plotwendingen. Hierbij kijkt Olsson naar de volgorde van deze gebeurtenissen, en naar de paginanummers van de bladzijdes waarop deze gebeurtenissen worden beschreven. Voor het beeld: The Da Vinci Code is 592 pagina’s, Daughter of God 320, The Da Vinci Legacy 400 en The Linz Testament 480.
Uiteraard gaat het hier om de Engelstalige edities die voor de rechtszaak verschenen zijn.

In zowel The Da Vinci Code als Daugther of God/The Linz Testament zitten zeven plotwendingen. Deze plotwendingen zijn (op een na), allemaal in dezelfde volgorde en op min of meer dezelfde bladzijde.
De eerder genoemde documenten komen op bladzijde 158 ter sprake in The Da Vinci Code en op bladzijde 175 in Daugther of God en The Da Vinci Legacy.
Het explosieve geheim wordt in The Da Vinci Code voor het eerst op pagina 239 genoemd en in Daugther of God op pagina 226.
De expert (wiens moord in feite het startsein is voor de zoektocht naar de geheime documenten) wordt in The Da Vinci Code vermoord op pagina 11 en in Daugther of God op pagina 15.
Het feit dat de expert en de hoofdpersoon elkaar kennen wordt vermeld op pagina 22 in The Da Vinci Code en pagina 15 in Daughter of God.
De stervende expert heeft het nog voor elkaar gekregen om een boodschap te schrijven met zijn eigen bloed, dit wordt in zowel The Da Vinci Code als Daugther of God op pagina 35 genoemd.

Het enige verschil in de volgorde in de plotlijn is het feit dat de hoofdpersoon wordt beschuldigd van de moord op de expert. Dit gebeurt wel in beide boeken, maar in The Da Vinci Code is dat op pagina 47 en in Daugther of God op pagina 260.

De hoofdpersonen

Ook de hoofdpersonen vertonen opvallend veel overeenkomsten. Beide mannelijke hoofdpersonen zijn ‘professor of religion’, ze zijn allebei van ongeveer dezelfde leeftijd (eind dertig/begin veertig), ze hebben een speciale interesse in Constantijn de Grote en vrouwelijke goden (‘female deities’) en ze zijn allebei gespecialiseerd in Leonardo da Vinci. Olssen merkt hierbij op dat de leeftijd van de hoofdpersonen mogelijk is gekozen om een zo groot mogelijke lezersgroep te bereiken, en dat het, gezien het thema van de boeken (religie), niet verrassend is dat beide hoofdpersonen professor zijn op dit gebied. Tegelijkertijd vraagt hij de lezer om te overwegen dat de overige (academische) interesses wel erg veel overeenkomsten hebben. Daarnaast zijn er ook dingen in het privé-leven van de mannelijke hoofdpersonen die erg overeen komen: ze hebben allebei claustrofobie en ze zijn allebei single. Dat single-zijn is natuurlijk wel zo ongeveer de basis voor veel romantische verhalen (of voor de romantische noot in een verhaal).

De vrouwelijke hoofdpersonen zijn allebei opgevoed door een man na een tragisch voorval in de familie, en hun carrière en opleiding is ongeveer hetzelfde verlopen. Ze zijn allebei opgegroeid in twee landen en spreken daardoor twee talen vloeiend, ze zijn allebei geïnteresseerd in religie en kunst, zijn experts op het gebied van cryptografie en vervalsing/schriftvervalsing (forgery) en ze hebben allebei voor een wethandhavingsinstantie gewerkt. Hun namen hebben vergelijkbare associaties met religieuze figuren, vrouwelijke goden en de ‘Gnostic Gospels’ (de naam voor de geheime documenten die in 1945 in Egypte gevonden zijn). De vrouwelijke hoofdpersoon in The Linz Testament heeft roodbruin (neigend naar koper) haar (auburn) en groene ogen, de vrouwelijke hoofdpersoon uit The Da Vinci Code heeft roodbruin (neigend naar paars) haar (burgundy). Beide vrouwen worden niet neergezet met het typische slanke figuur, maar als ‘ample’ of ‘robust’. De leeftijd van de beide vrouwelijke personages komt ook overeen, maar dit is, aldus Olsson, volledig voorspelbaar (op basis van het genre en het beoogde publiek).

In Daugther of God is de vrouwelijke hoofdpersoon Zoe Ridgeway, een kunsthandelaar wier specialisatie onder andere fraudeopsporing is en haar voornaamste interesse is religie. In The Da Vinci Code heet de vrouwelijke hoofdpersoon Sophie Neveu. Zij werkt bij de politie in Parijs en onderdeel van haar werk is cryptografie. Net als Zoë heeft Sophie een grote interesse in religie en expertise in kunst. In een ander (eerder) boek van Perdue, The Da Vinci Legacy, is de vrouwelijke hoofdpersoon Suzanne Storm, een als kunstjournaliste werkende undercoveragent van de CIA.

Beide vrouwelijke hoofdpersonen hebben een band met Sophia uit de Gnostic Gospels. De hoofdpersoon uit Daugther of God is genoemd naar de dochter van Sophia, Zoe. Ze is dus de symbolische dochter van Sophia (aldus Olsson). De hoofdpersoon in The Da Vinci Code, Sophie, zou afstammen van Maria Magdalena. Maria Magdalena is weer een ‘stand-in’ voor Sophia uit de eerder genoemde Gnostic Gospels. Dat maakt Sophia uit The Da Vinci Code een dochter van Maria Magdalena/de godin Sophia.

De rechtmatige positie van de godin Sophia

In zowel de boeken van Perdue als het boek van Brown is de godin Sophia onrecht aangedaan door de kerkelijke autoriteiten die de godin haar rechtmatige positie als godin in de kerk hebben ontnomen. De opdracht is om toegang te krijgen tot de ‘explosieve’ documenten (beide boeken noemen de documenten explosief) die zullen bewijzen dat er een verband is tussen Christus en de godin, om zo de onbetwistbare positie van de godin in de kerk te herstellen en de ‘heilige vrouwelijkheid’ als de basis van de religie opnieuw te bevestigen.

De bijzondere fout

Perdue heeft in zijn boeken een fout gemaakt (of dit per ongeluk of opzet is, is mij niet bekend). Er is een bestaand werk, de Codex Leicester, geschreven door Da Vinci zelf. Dit werk is geschreven op linnen papier, maar Perdue heeft het in zijn boeken over perkament. Ten onrechte dus, want het werk is op ander materiaal geschreven. Olsson heeft uitgebreid onderzoek gedaan (zowel internet als andere bronnen), maar nergens anders wordt gezegd dat de Codex Leicester op perkament is geschreven. Brown maakt echter in The Da Vinci Code dezelfde fout: ook hij zegt dat de Codex Leicester op perkament is geschreven.

Dit is een heel interessant punt in het kader van de beschuldiging van plagiaat: hoe groot is de kans dat twee auteurs los van elkaar dezelfde fout maken? Voor veel rechtbanken is het herhalen van andermans fouten een indicatie dat er mogelijk plagiaat gepleegd is.

De sleutels en schilderijen

De eerder genoemde documenten bevatten informatie die zo ‘explosief’ is, dat de consequenties de toekomst van de katholieke kerk zou vernietigen. Dit is een thema wat in beide boeken speelt. Daarna volgt een complexe samenloop van omstandigheden en gebeurtenissen rondom het bekendmaken van het bestaan van de documenten, de zoektocht naar hun locatie en de openbaring van de inhoud. Dit is in zowel Daugther of God als The Da Vinci Code het geval.

In Daugther of God is er een gouden sleutel verborgen in een schilderij (The Home of the Lady of Our Redeemer). Deze gouden sleutel geeft, samen met een goudbaar waar het rekeningnummer op staat, toegang tot een kluis in een bank in Zurich. De sleutel zelf maakt niet echt een slot open. In The Da Vinci Code is er ook een gouden sleutel. Deze sleutel is verstopt achter een schilderij (Madonna of the Rocks). Dit is een ‘laser cut’ gouden sleutel die, net als de sleutel in Daugther of God, toegang geeft tot een kluis in een bank. Ook deze sleutel opent niet letterlijk een slot. Beide schilderijen zijn op hout geschilderd, wat een indicatie geeft van het tijdperk en het gebied waarin de schilderijen zijn gemaakt.

In The Da Vinci Code vindt Sophie de sleutel achter het schilderij Madonna of the Rocks als ze, samen met Langdon (de mannelijke hoofdpersoon) in het Louvre is. Dit naar de aanwijzing die de stervende curator in bloed op het glas van het schilderij van de Mona Lisa heeft geschreven. Deze curator (en opa van Sophie) is vermoord door een lid van een geheim bondgenootschap. Sophie is verbijsterd als ze de sleutel vindt, omdat ze geen instructies heeft wat ze ermee moet doen en de sleutel er niet uitziet als een gewone sleutel, maar meer als een code of geheimschrift. De sleutel in The Da Vinci Code is gemaakt van goud en hij is met laser van een reliëf voorzien, en kan ook door een laser ‘gelezen’ worden. Sophie krijgt met de sleutel toegang tot een parkeerplaats en later toe het bankgebouw. De bank is de Zurich Bank of Commerce in Parijs. Tot slot opent de sleutel een computergestuurd apparaat dat de hoofdpersonen toegang geeft tot de kluis waar de documenten in zitten. Voor ze bij de documenten kunnen, moeten ze eerst nog een puzzeldoos oplossen.

In Daughter of God krijgt Zoe het schilderij met daarin de sleutel toegestuurd van de curator, die vermoord is door een lid van een geheime orde. Ze gaat samen met Seth (de mannelijke hoofdpersoon in Daugther of God) naar de eigenaar van de winkel waar het schilderij is ingelijst en in dit gesprek ontdekken ze dat als ze het schilderij meenemen naar een bepaalde bank in Zurich, ze toegang zullen krijgen tot een belangrijke kluis. In de kluis zit eerst nog een doos die gedecodeerd moet worden voor ze bij de documenten kunnen.

De schilderijen die in The Da Vinci Code worden genoemd bestaan echt, de schilderijen in de boeken van Perdue niet (al zijn de namen van de kunstschilders wel echt). Beide boeken gebruiken een niet-alledaagse sleutel om een kluis te openen waar weer een doos in zit die eerst gedecodeerd/opgelost moet worden voor deze het geheim zal onthullen. Dit laatste is een verwijzing naar de goddelijke aard van de godin als een integrale godheid van de kerk die de kerk op haar beurt heeft geprobeerd te onderdrukken door middel van een geheim genootschap en moord. In beide boeken is onder andere de curator van het museum vermoord. In beide kluizen wordt informatie gevonden die de hoofdpersonen op pad stuurt voor het volgende deel van hun zoektocht. In beide boeken worden ze nu naar een ander land gestuurd dan waar ze zich op dat moment bevinden: in The Da Vinci Code gaan ze van Parijs naar Londen, in Daugther of God van Zurich naar Salzburg. In beide boeken zouden de documenten op deze bestemming moeten zijn. Bij Perdue vinden de hoofdpersonen de documenten en worden ze vernietigd, de hoofdpersonen van Brown vinden de documenten niet.

De forensische linguïstiek

Goed, dit was allemaal geen forensische linguïstiek. Dit is simpelweg de standaardprocedure (of dit zou de standaardprocedure moeten zijn) bij een plagiaatzaak. Dit kan iedereen die een beetje verstand heeft van boeken. Olsson’s onderzoek gaat nog wat verder. Hiervoor legt hij eerst uit dat het alle mensen denken in ‘frames’. Dat wil zeggen dat je binnen dezelfde setting min of meer dezelfde conversatie kunt verwachten, en dat er min of meer dezelfde dingen zullen gebeuren. Hij gebruikt het voorbeeld van een fastfood-restaurant: als je naar een fastfood-restaurant gaat dan gebeuren er altijd ongeveer dezelfde dingen: je gaat naar binnen, je wacht in de rij, als je aan de beurt bent geef je je bestelling door, degene achter de kassa stelt soms nog wat vragen, je betaalt, degene achter de kassa pakt je bestelling en jij neemt je bestelling mee om op te eten. Dat zijn de dingen die iedereen (in meer of mindere mate) verwacht in deze setting. Je verwacht niet dat iemand tegen je gaat schreeuwen of je hele levensverhaal wil aanhoren. En degene achter de kassa verwacht niet dat jij daar komt om een auto te huren of een verzekering af te sluiten. Dat wijkt af van het cognitieve frame.

Voor linguïsten (en in dit geval dus vooral de forensisch linguïsten) is dit frame heel belangrijk. Dit frame bestaat uit de setting (het fastfood-restaurant) en een aantal zaken die je daar vrijwel altijd tegen komt (bepaalde alomtegenwoordigheden): bestellen, vragen stellen, betalen, bestelling mee krijgen.

Goed, frames dus. Olsson stelt in zijn onderzoek dat Brown een aantal frames van Perdue heeft geleend en die dan wat aanpast. Volgens Olsson doet Brown dit door een aantal simpele en oppervlakkige elementen van het geleende frame/gast-frame uit te werken en/of aan te passen. Hij geeft hierbij het voorbeeld van de bank waar in beide boeken de hoofdpersonen een kluis open moeten zien te krijgen. Ik zal de beide stukjes tekst even citeren. De teksten zijn uiteraard in het Engels.

Perdue, Daugther of God
Ridgeway and Zoe looked silently about them. The room was the size of a luxury hotel room and furnished in much the same way. Besides the sofa and chairs, there was a television set, a rack of current magazines, a small computer terminal displaying financial quotes and a wet bar stocked with liquor. Ridgeway went to the wet bar, set the wrapped painting down on the counter, and filled a tumbler with water from a chilled bottle of Perrier.

Fragment uit Daugther of God, afkomstig uit Is the Da Vinci Code plagiarism? van John Olsson

Brown, The Da Vinci Code
Langdon and Sophie stepped into another world. The small room before them looked like a lavish sitting room at a fine hotel. Gone were the metal and rivets, replaced with oriental carpets, dark oak furniture, and cushioned chairs. On the broad desk in the middle of the room, two crystal glasses sat beside an open bottle of Perrier, its bubbles still fizzing. A pewter pot of coffee steamed beside it.

Fragment uit The Da Vinci Code, afkomstig uit Is the Da Vinci Code plagiarism? van John Olsson

De twee fragmenten beschrijven een vergelijkbare scene. Nu moeten we ons, aldus Olsson, twee vragen stellen met betrekking tot de frames van deze scene.

  1. Is er een algemeen bekend cognitief frame dat onder de beschrijvingen van de auteurs zit?
  2. Als er zo’n frame is, is de scene die hierboven beschreven is dan een generieke beschrijving van een dergelijke scene, waardoor er automatisch geen sprake is van plagiaat?

Olsson is zelf nooit naar een Zwitserse bank geweest (ik ook niet), en hij neemt aan dat de auteurs er ook nooit zijn geweest. Hij gaat er op dit punt even van uit dat beide auteurs deze scene onafhankelijk van elkaar hebben geschreven. Dat hebben ze, in deze hypothese, ofwel ‘from scratch’ gedaan, ofwel ze hebben gebruik gemaakt van een bestaand frame. Als dat het geval is, wat zou(den) dan hun bron(nen) kunnen zijn geweest? Films, boeken, foto’s? Zelfs als ze geen van deze bronnen hebben gebruikt, dan kunnen we er, aldus Olsson, nog steeds van uit gaan dat de meeste mensen in de rijkere landen wel een basis-idee hebben van wat een Zwitserse bank is en dat deze vooral bezocht worden door de rijke mensen en dat er waarschijnlijk de nodige weelde is. We kunnen dus stellen dat er een cognitief frame is van het fenomeen ‘Zwitserse bank’. Met dit in ons achterhoofd zou je kunnen denken dat beide auteurs los van elkaar, op basis van het cognitieve frame, de bovenstaande alinea’s hebben geschreven.

Maar dan komt er een interessant aspect van plagiaat om de hoek kijken. Een auteur die plagiaat pleegt, doet dat zelden door letterlijk dezelfde tekst neer te zetten (want dat is wel heel duidelijk). Dus die auteur gaat de tekst veranderen, zodat het niet exact dezelfde tekst is. Vaak doen ze dit door woorden en zinnen te vervangen voor andere zinnen, die beter passen binnen het taalgebruik van die auteur. Iedereen heeft namelijk zijn/haar eigen ideolect (een soort taalkundige vingerafdruk met woorden en zinnen die je altijd op die manier gebruikt) en een eigen lexicon (je eigen persoonlijke database van woorden en zinnen die jij kent en kunt gebruiken). Als je plagiaat pleegt, moet je dus de originele tekst aanpassen om het binnen jouw ideolect en lexicon te laten vallen, anders valt het op. Dat zorgt voor een heel interessant linguïstisch proces. We maken het merendeel van onze vocabulaire keuzes zonder dat we daar over nadenken: woorden komen in je op en je spreekt ze uit of schrijft ze op zonder dat dat heel veel denkwerk kost. Maar de plagiaat-pleger heeft deze luxe-positie niet: die moet de woorden die het meest natuurlijk voelen in die situatie (en die dus waarschijnlijk al in de tekst staan) vermijden of omzeilen. Om dat te doen, moet de plagiaat-pleger de woordenschat die hoort bij het cognitieve frame een beetje verdraaien, zodat de vermomming van de gestolen tekst compleet is. Het resultaat is vaak dat de woordkeuze van de plagiaat-pleger niet ideaal is. Met andere woorden: in de gestolen tekst staan woorden die minder gebruikelijk en/of minder bekend zijn, om zo te verbergen dat de tekst eerder al door iemand anders is geschreven.

Als we met die informatie kijken naar de tekst, dan zien we dat Perdue de woorden ‘luxury’, ‘sofa and chairs’, ‘tumbler’ en ‘chilled’ gebruikt. Brown gebruikt op die plekken de woorden ‘lavish’, ‘cushioned chairs’, ‘crystal glass’ en ‘fizzing’. De woorden die Brown gebruikt zijn, aldus Olsson, (bijna) allemaal minder gebruikelijk dan de woordkeuzes van Perdue. Olsson weet dit, omdat linguïsten gebruik maken van corpora: sets met grote hoeveelheden woorden en zinnen die gebruikt worden om te tellen hoe vaak woorden, delen van zinnen en hele zinnen voorkomen in een taal. Zo komt het woord ‘lavish’ (de keuze van Brown) 15 keer minder vaak voor dan het woord ‘luxury’ (de keuze van Perdue). Waarom kiest Brown voor een relatief onbekend woord? Je zou kunnen zeggen dat hij dat doet om een bepaald type luxe probeert te portretteren. De ‘oriental carpets’ (oosterse tapijten) wijzen daarop. Brown lijkt zijn uiterste best te doen om sfeer van weelde en luxe neer te zetten. Maar er is ook iets raars met deze scene: de kamer bevat stoelen met kussens, oosterse tapijten, donker eikenhouten meubilair en een groot/breed bureau. Dat is best veel in een kamer die klein wordt genoemd, en de uitstraling van een goed hotel zou hebben: hoe passen het grote bureau, de minimaal twee (want meervoud) oosterse tapijten en meerdere stoelen met kussens plus donker eikenhouten meubelen allemaal samen in een kleine kamer, zonder dat het er rommelig of opgepropt (en dus niet als een goed hotel) uitziet.

Maar er is nog iets, en dat zit hem in de volgorde waarin de dingen beschreven worden. Bij beide auteurs stappen de hoofdpersonen (verrast/onder de indruk) de ruimte binnen, waarna de beschrijving van de ruimte volgt. In beide boeken is er sprake van een omgeving waarin je luxe zou mogen verwachten (een bank voor hele rijke mensen), en in beide boeken zijn de hoofdpersonen verrast/onder de indruk van de luxe die ze zien. De personages gedragen zich ook min of meer hetzelfde in deze ruimte: ze praten niet, maar er wordt wel (al dan niet bedekt) aangegeven dat de personages onder de indruk zijn van de luxe in de ruimte, luxe die de lezer waarschijnlijk verwacht, gezien het frame van de Zwitserse bank. Het merk water is zelfs hetzelfde. Het verschil zit hem ook hier in de woordkeuze: Perdue gebruikt het woord ‘tumbler’ (een veelgebruikt woord), waar Brown kiest voor ‘crystal glasses’, wat veel minder vaak gebruikt wordt.

Het oordeel van de rechter

De rechter schoof het rapport van Olsson terzijde, net als dat van andere experts (waaronder een professor literatuur). Op basis van de eigen leeservaring oordeelde de rechter dat er niet genoeg bewijs was voor plagiaat. Alle overeenkomsten waren ‘generic’ en ‘co-incidental’. Perdue verloor de rechtszaak, zijn klacht werd ongegrond verklaard. Het argument om het onderzoek van Olsson terzijde te schuiven is dat substantiële gelijkenissen beoordeeld worden door de spontane reactie van gewone waarnemer (de ‘leek’), en dat expert-analyses van de overeenkomsten tussen de boeken daarom niet bepalend zijn.

Wat denk jij?

Olsson maakt in zijn boek heel duidelijk dat, hoewel hij ingehuurd is door Perdue, hij de zaak objectief heeft bekeken (zoals van een wetenschapper verwacht mag worden). Ook geeft hij zijn eigen mening niet in het boek, dat laat hij aan de lezer over.

Dus, wat denk jij? Is de Da Vinci Code plagiaat of niet?

13 gedachtes over “Is ‘De Da Vinci Code’ plagiaat?

  1. Naomi zegt:

    Wat een werk, deze blog! Heel boeiend om te lezen en dat onderzoek moet ook boeiend geweest zijn om te doen. Ik vind dat een onafhankelijke rechter zijn eigen leeservaring eigenlijk buiten de zaak zou moeten houden. Oké, misschien kan het een voordeel zijn dat je het boek of de boeken hebt gelezen, maar toch voelt het argument voor mij wat ‘slap’.

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.